Helaas heeft het ras Dobermann, zoals zoveel andere rassen, haar eigen problemen met de gezondheid.
De meest gangbare zullen we hier noemen.
- Heupdysplasie (HD)
- PHTVL/PHPV
- von Willebrand disease (vWD)
- Dilatoire Cardio Myopathie (DCM)
Heupdysplasie
Wat is heupdysplasie?
Het heupgewricht van de hond bestaat uit een heupkop en een heupkom, welke goed in elkaar dienen te passen. Als de heupkop en heupkom niet goed in elkaar passen, is er sprake van heupdysplasie, dat wil zeggen het heupgewricht is dan niet goed ontwikkeld.
In het geval van heupdysplasie is er te veel speling tussen de kop en kom, waardoor arthrose (gewrichtsslijtage) zal ontstaan. Het kraakbeen vermindert in kwaliteit, het gewrichtsslijmvlies gaat ontsteken (arthritis) en er ontstaat botnieuwvorming rondom het gewricht. Deze artrose doet ook pijn. Hieronder zijn twee röntgenfoto’s afgebeeld. De 1e foto laat een heupröntgenfoto van een Dobermann met een normaal heupgewricht (HD A) zien. Op de 2e foto een Dobermann met zware heupdysplasie, vooral aan het rechter heupgewricht (HD E).
Oorzaken van heupdysplasie
Heupdysplasie is grotendeels een erfelijke aandoening. Dus als er alleen met HD-vrije Dobermann’s wordt gefokt, is de kans op heupdysplasie bij de nakomelingen beduidend minder. Echter ook voeding speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van heupdysplasie. Veel calcium (hetgeen in vroegere jaren dikwijls werd bijgevoerd) of te wel een foute calcium/fosfor verhouding in de voeding kan de botgroei in de gewrichten dusdanig verstoren dat de heupkop en -kom zich niet goed zullen ontwikkelen. Als laatste speelt overbelasting een rol bij het ontstaan van heupdysplasie. Geadviseerd wordt om jonge Dobermann’s tot 1 jaar niet te laten meelopen aan de fiets, traplopen en springen.
Vanaf 12 maanden leeftijd kunt u uw Dobermann officieel laten testen op heupdysplasie. Bij de dierenarts wordt dan, meestal onder een roesje, een röntgenfoto van de heupen gemaakt. Deze foto wordt in Nederland ingestuurd naar het HD-panel van de Raad van Beheer.
Mogelijke uitslagen kunnen zijn:
HD A (1), negatief, geen aanwijzingen voor heupdysplasie.
HD B (2), overgangsvorm, lichte veranderingen zichtbaar.
HD C (3), licht positief.
HD D (4), positief, duidelijke afwijkingen aanwezig.
HD E (5), zwaar positief, de heupgewrichten zijn ernstig misvormd.
Tevens wordt in Nederland de zogenaamde Norbergwaarde aangegeven. Deze waarde ligt meestal tussen de 30 en 40 en geeft de mate van overkapping van de heupkom over de heupkop weer. Dus hoe hoger de Norbergwaarde, hoe dieper de kop in de kom zit.
Een positieve HD uitslag wil niet betekenen dat uw Dobermann altijd klachten krijgt van de heupen, zo ook kan een hond met goed ontwikkelde heupen later alsnog pijnklachten krijgen.
Bron: NDC
Wat is PHTVL/PHPV?
PHTVL / PHPV staat voor Persisterende Hyperplastische Tunica Vasculosa Lentis / Persisterend Hyperplastisch Primair Vitreum.
Deze oogafwijkingen zijn, in tegenstelling tot bij de meeste andere hondenrassen, bij de Dobermann erfelijk, vermoedelijk incompleet dominant.
Bij PHTVL / PHPV graad 1 of twijfelgeval kunnen bindweefselresten van het embryonale vaatnetje achterblijven op de achterzijde van de lens. Deze bindweefselresten zullen na de geboorte niet verder veranderen en uw Dober zal hierdoor gelukkig goed kunnen blijven zien.
Ernstigere vormen, graad 2-6, komen steeds beiderzijds voor en leiden wel tot een verminderd gezichtsvermogen. Hierbij is mogelijk de lens kegelvormig veranderd of kunnen nog ernstigere afwijkingen ontstaan zoals bijvoorbeeld bloed- of pigmentstapeling in de lens.
Bij ernstige vormen treedt tevens cataract (lensvertroebeling/staar) op. Soms zijn de pups al blind als ze voor de eerste keer de ogen openen.
In andere gevallen zal het cataract langzaam met de jaren erger worden en zo ook mogelijk het gezichtsvermogen verminderen.
Op 6 weken leeftijd kunnen de ogen van een pup reeds worden onderzocht. Dit oogonderzoek kan alleen uitgevoerd worden door een dierenarts met extra kennis en ervaring in de oogheelkunde, meestal een veterinaire oogspecialist. Echter op een leeftijd van 6 weken zijn de ogen nog klein en kunnen geringe oogafwijkingen soms worden gemist. Daarom is onderzoek op deze leeftijd alleen zinvol om te voorkomen dat pups met ernstige oogafwijkingen worden verkocht zonder dat de nieuwe eigenaar van het oogprobleem vooraf hiervan in kennis kan worden gesteld. Meestal wordt het oogonderzoek pas uitgevoerd als de Dobermann wordt gebruikt voor de fokkerij of omdat het onderzoek verplicht is gesteld bij bepaalde keuringen zoals bv. de Duitse DV Körung.
Door lijders (graad 2-6), nestgenoten en hun ouderdieren niet (meer) te gebruiken voor de fok is het voorkomen van PHTVL / PHPV bij de Dobermann in Nederland gelukkig sterk verminderd.
ECVO oogonderzoek
ECVO staat voor European College of Veterinarian Ophthalmologists.
Niet iedere dierenarts mag een ECVO-oogonderzoek uitvoeren.
Voor de lijst met dierenartsen die bevoegd zijn het ECVO onderzoek uit te voeren klikt u hier.
De dierenarts die het klinisch onderzoek uitvoert, moet deel uitmaken van het (Nederlandse) ECVO-panel. Hij voert het onderzoek uit volgens een vast protocol. Op basis van het onderzoek stelt hij het resultaat vast.
Bronnen: Raad van Beheer en Dr. F.C. Stades
von Willebrand ziekte type 1 (vWD)
Von Willebrand ziekte type1 komt voor bij onze Dobermann en is volledig erfelijk bepaald.
Hierbij is de bloedstolling verstoord, te weten een bepaald eiwit, de zogenaamde Von Willebrand factor (vWF), is onvoldoende aanwezig waardoor het bloed niet goed kan stollen. Als gevolg hiervan kunnen bloedingen minder goed stoppen en wonden slechter genezen.
In het geval van een bloeding oftewel bloedvatbeschadiging zorgt het betreffende eiwit (de Von Willebrand factor) er voor dat de bloedplaatjes tegen de beschadigde open bloedvatwand aan gaan plakken waardoor deze weer gesloten wordt, zie ook het plaatje hiernaast.
Bij een Dobermann zonder afwijkende genen komt de ziekte niet voor, echter is één gen afwijkend (zogenaamde drager) kan de ziekte al in min of meerdere mate klachten veroorzaken. Bij Dobers met twee afwijkende genen (lijders) is de kans op een slechte bloedstolling het grootst.
DNA Test
Door middel van bloed- of slijmvliesonderzoek kan via het DNA worden vastgesteld of uw Dobermann de ziekte bij zich draagt.
De laboratoriumuitslag kan als volgt zijn:
Vrij N/N
Drager vWD/N
Lijder vWD/vWD
Niet iedere drager of lijder zal in z’n leven klachten ondervinden van een mogelijke verminderde bloedstolling.
Bron: NDC
Dilatoire Cardio Myopathie (DCM)
DCM staat voor Dilatoire Cardio Myopathie, een hartspierziekte met verwijding van de linker hartzijde.
Al jaren geleden maakte men mee dat een Dobermann tijdens de sport of tijdens rust zomaar ineens dood kon neervallen, een zogenaamde “sudden death”. Men zag toen ook al Dobers met klinische verschijnselen duidend op hartfalen, zoals bijvoorbeeld, hijgen, hoesten, verminderd uithoudingsvermogen en/of een dikke met vocht gevulde buik (ascites). Bij de dierenarts werd het hartfalen bevestigd door lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s en zo mogelijk een ECG (electrocardiogram/hartfim). Ingeval van onderzoek na overlijden werd veelal een vergroot hart aangetroffen en longen gevuld met vocht. Op microscopisch niveau kon worden gezien dat gezonde hartspiercellen deels plaats hadden gemaakt voor littekenweefsel.
Met de verdere ontwikkeling van de hartechografie-apparatuur, werd begin jaren ‘90 steeds meer bekend over het DCM ziekteproces. Zodat we nu weten dat de hartaandoening begint met een lichte verwijding van het linker hart, eerst alleen in ontspannen fase (diastole) en later ook in de aangespannen fase (systole).
Uiteindelijk ontstaat ook een verdunning van de scheidingswand (septum) tussen de linker en rechter hartkamer (ventrikel) en een verdunning van de vrije linker kamerwand zelf. Als gevolg van de verwijding van de linker harthelft ontstaat een lekkage van de kleppen welke zich bevinden tussen de linker kamer en boezem (atrium), waardoor de linker boezem uiteindelijk zelf ook gaat verwijden. Door de verwijding van de linker boezemwand kan de elektrische geleiding van de wand verstoord geraken waardoor hartritmestoornissen kunnen ontstaan, te weten boezemfibrilatie (atriumfibrilatie).
Bij Dobermanns met DCM zal het hart dus geleidelijk aan zwakker worden en minder goed kunnen samentrekken. Als gevolg hiervan zal het hart langzaam verwijden oftewel groter worden. Uiteindelijk is het hart zo danig verzwakt dat het niet meer voldoende goed het bloed door het lichaam kan rondpompen, waarbij dan de typische klinische hartverschijnselen zullen ontstaan, zoals een verminderde conditie, meer hijgen, hoesten en vochtophopingen in de longen of buik. Daarnaast kunnen dus hartritmestoornissen optreden, soms af en toe, maar ook dusdanig vaak achter elkaar dat onze Dobermann plots overlijden kan.
DCM is een aandoening die genetisch wordt overgedragen.
Echter tot op de dag van vandaag heeft men nog niet duidelijk kunnen vaststellen waar de betreffende genen zich op de chromosomen bevinden, zo ook heeft men nog geen duidelijke genmutaties (veranderingen) gevonden.
Met andere woorden er bestaat vooralsnog geen DNA-test om de aandoening DCM bij de Dobermann genetisch vast te stellen of uit te sluiten.
Omdat DCM erfelijk is en de klinische verschijnselen veelal pas op latere leeftijd optreden (het grootste percentage tussen de 6 en 8 jarige leeftijd), heeft deze aandoening zich gemakkelijk kunnen verspreiden binnen de Dobermannpopulatie in binnen- en buitenland. Zonder een betrouwbare DNA-test is het dus belangrijk om DCM voorstadia zo vroeg mogelijk te kunnen vaststellen en daarmee verdere verspreiding van deze hartaandoening zo goed mogelijk te voorkomen.
In de jaren ’90 heeft men ontdekt dat een langdurige hartfilm (24 uurs ECG / Holter ECG) kan bijdragen aan het vroegtijdig opsporen van eventuele DCM voorstadia. Indien een hond bij de 24 uurs hartfilm meer dan een bepaald aantal extra hartslagen had buiten het normale hartritme om, was de kans beduidend groter dat deze hond op latere leeftijd DCM zou ontwikkelen. Deze extra hartslagen worden ventriculaire extrasystolen genoemd (VES) en tegenwoordig wordt geadviseerd om Dobers uit te sluiten van de fokkerij als binnen 24 uur meer dan 100 VES worden geregistreerd.
Zulke ventriculaire extrasystolen kunnen alleen op zichzelf voorkomen, deze zijn meestal niet gevaarlijk, echter als er 2 (doublet), 3 (triplet) of nog meer VES direct achter elkaar komen is de kans op een “sudden death” aanzienlijk groter. Zulke patiënten dienen dan ook altijd medicamenteus te worden behandeld, ook als ze beduidend minder dan 100 VES hebben per 24 uur.
Naast het Holter-onderzoek (24 uurs ECG) behoort ook een hartechografisch onderzoek tot de vereiste screeningsmethoden. Alleen doormiddel van een hartecho kan definitief worden vastgesteld of er sprake is van DCM bij de Dobermann. Via de hartecho kunnen de hartspierdiktes worden opgemeten, de mate van de contractie (samentrekken van het hart) worden vastgesteld en kan worden gezien of er lekkage is vanuit de hartkleppen.
Geadviseerd wordt om teven en reuen, zeker degenen die gebruikt worden voor de fokkerij, minimaal jaarlijks te laten onderzoeken volgens bovenstaande gouden standaard, liefst al vanaf 2 jarige leeftijd. Advies van Dr. Jan-Gerd Kresken, voorzitter van Collegium Cardiologicum (CC-Kreis), lid van ESVC (European Society Veterinary Cardiology) en ESVDI (European Society Veterinary Diagnostic Imaging).
Alhoewel eerder werd vermoed dat bij reuen vaker DCM zou voorkomen dan bij teven is dit volgens de nieuwste inzichten niet juist. Dobermann reuen en teven hebben gelijke kansen op het verkrijgen van DCM.
Bij een hartecho kunnen de eerste verschijnselen van DCM zichtbaar zijn terwijl de Dober nog geen klinische klachten vertoont. Dit wordt ook wel de occulte of pre-klinische DCM genoemd. Gemiddeld duurt deze fase 1.5 jaar alvorens de eerste klinische klachten zichtbaar zullen zijn. Medicamenteuze behandeling in deze occulte fase kan deze periode met gemiddeld 9 maanden verlengen. Ook als zich bij de patiënt uiteindelijk klinische symptomen ontwikkelen, blijkt de levensduur langer te zijn dan bij patiënten waarbij pas wordt gestart met een medicamenteuze behandeling in het klinische stadium.
Meerdere medicamenten dienen te worden ingezet bij DCM, afhankelijk van de onderzoeksresultaten en klinische toestand van de patiënt.
Zo bestaan er medicijnen die de spierkracht van het hart vergroten (positief inotroop effect), medicijnen (ACE-remmers) die het bloedvatstelsel verwijden waardoor het hart gemakkelijker het bloed rondpompen kan, medicijnen die het overtollig vocht afdrijven uit het lichaam (plastabletten), anti-aritmica, medicatie tegen hartritmestoornissen en combinaties van deze
Bij DCM-patiënten is een regelmatige herhaling van het hartonderzoek noodzakelijk om vast te stellen of de ingestelde medicamenteuze therapie goed is of dat deze zal moeten worden bijgesteld om er voor te zorgen dat de patiënt zo lang mogelijk een kwalitatief goed leven kan lijden.
Helaas zal uiteindelijk iedere medicatie onvoldoende werkzaam blijken en zal de DCM-patiënt moeten worden ingeslapen om een lijdensweg van ademnood te voorkomen, zij het niet dat de patiënt al in een eerder stadium komt te overlijden als gevolg van een acuut hartfalen. Let wel met de juiste medicatie kan het leven van een DCM-patiënt soms ook met jaren worden verlengd.
Zoals reeds eerder gesteld:
Het 24 uurs ECG samen met de hartecho zijn de gouden onderzoeksstandaard inzake DCM screening bij de Dobermann.
Waarbij een zo vroeg mogelijke detectie van DCM van uiterst belang is om het aantal nakomelingen van DCM patiënten zo klein mogelijk te houden. Dit houdt niet in dat alle nakomelingen en verdere verwanten van DCM-patiënten dienen te worden uitgesloten voor de fokkerij. Onze Dobermannpopulatie is heden ten dage dusdanig klein dat men het zich niet kan veroorloven om grote aantallen Dobers uit te sluiten van de fokkerij.
Dierenarts-specialist cardiologie Niek Beijerink (dipl. ECVIM) heeft in Januari 2019 gesteld dat bij een dusdanig kleine populatie van rashonden, zoals momenteel bij onze Dobermann, het verstandiger is om vooralsnog gezonde Dobers met weliswaar aanverwante DCM-patiënten niet uit te sluiten van de fokkerij, dan uiteindelijk achteraf toch gezonde Dobers wel te hebben uitgesloten van de fokkerij.
Alleen door zorgvuldige screening volgens de gouden standaard met “volledige openheid” van onderzoeksuitslagen en een verantwoord bewust fokbeleid kan DCM bij de Dobermann hopelijk ooit tot de verleden tijd behoren.
Bron: NDC
Om te mogen fokken dienen zowel bij de duitse rasvereniging als in Nederland beide ouderdieren een echo en een 24 uurs holter test, niet ouder dan een jaar en uitgevoerd door een specialist, te overleggen. Pas dan worden de stambomen afgegeven.